“Ben je nou echt áltijd blij?”
“Niet…al…tijd…auw…na…tuur…lijk.”
Ik stop met gooien, dat praat voor hem wat makkelijker. Met het wegvallen van vertier voor mijn handen, leg ze onder mijn hoofd en staar naar het dat-zou-weleens-gesaust-mogen-worden-plafond boven me.
“Weet je wat het is?”, hoor ik gedempt vanaf mijn buik. Ik draai hem om. “Nou?”
“Dank je”, piept hij enigszins buiten adem, “mensen verwachten altijd dat ik vrolijk ben. Meestal ben ik dat ook wel, maar er zijn van die dagen dat het gewoon niet wil.”
“Zijn dat dinsdagen?”, vraag ik, “Dinsdagen vind ik zelf zo erg. Kijk, die maandagen kom je nog wel door. Het is eerste uur is weliswaar een hel, al dat weekendgezeik van collega’s, maar de rest gaat nog wel.“
Zijn smile is al wat serieuzer gezakt. Hij nestelt zich nog eens comfortabel in een plooi van mijn trui.
“Nee, dinsdagen niet”, hij klinkt wat bedenkelijk, “vrijdagen. Die zijn het ergst.”
“Vrijdag?”, mijn stem slaat wat over van verbazing. “Dan is iedereen toch juist blij?”
“Precies”, verzucht hij, zijn smile staat als een streep op zijn bolle wangen, “knap irritant al die lachende gezichten om me heen de hele tijd.”
Ik snap hem niet, en dat is ook af te zien aan mijn gezicht. “Jij denkt natuurlijk dat het mijn doel is om iedereen blij te maken en te laten lachen.”
Dat denk ik inderdaad, hij is toch niet voor niets zo blijgeel met een onuitwisbare grijns? Uit het kleine luchtgaatje klinkt een diepe zucht, zo een die van diep komt en eerder berusting dan ongeduld vertolkt.
“Nee.” Hij slikt. Was dat nou een brok of gewoon een slechte timing? Ik luister geduldig verder. “Het gaat erom dat ík het stralende zongele middelpunt van de belangstelling ben. Wat is mijn functie nog als iedereen al blij is? Waarom ben ik hier dan nog? Wat doe ik hier dan?”
Daar keek ik van op. Sowieso, een smiley met gevoel, maar vooral de filosofische inhoud van zo’n balletje. Er zit meer in dan je denkt en hij heeft gelijk. Alles heeft een functie, een rol, een doel in het ‘zijn’. Dat maakt hem zinvol, nuttig, dat maakt hem bijzonder en geliefd. Geldt dat niet voor alles en iedereen? Hoe zou ik me voelen zonder betekenis? Ik zak verder weg in een diepegedachtenstilte en filosofeer mijn leven zinloos. Zonder dat ik het doorheb, biggelt uit de linkerhoek van mijn rechteroog een kleine traan. Ik voel beweging op mijn buik en kom weer terug naar de werkelijkheid, ik kijk naar mijn buik en kijk recht naar een bijdehante zwarte grijns.
“Dit bedoel ik dus!”, hij rolt op en neer van blijdschap. Ik lach hardop en gooi die zongele grijnsbakkes van hem tegen de muur.