“Ben je nou echt áltijd blij?” “Niet…al…tijd…auw…na…tuur…lijk.” Ik stop met gooien, dat praat voor hem wat makkelijker. Met het wegvallen van vertier voor mijn handen, leg ze onder mijn hoofd en staar naar het dat-zou-weleens-gesaust-mogen-worden-plafond boven me. “Weet je wat het is?”, hoor ik gedempt vanaf mijn buik. Ik draai hem om. “Nou?” “Dank je”,…